maart 1998

DE BOOTHYPOTHESE (NOG) MAAR NIET LATEN VAREN

door Frans de Vries

s u p p l e m e n t

Dit is het derde artikel in een discussie-serie over de Boot van Pesse

vorige|volgende

printversie
Jan Evert Musch brengt tijdens een interview met Cor Rodenburg twee stellingen naar voren over de boot van Pesse. Allereerst vindt hij het aannemelijker dat de boot niet uit het mesolithicum stamt, maar uit een jongere periode: de bronstijd of ijzertijd (=de bronstijdhypothese). Daarnaast betwijfelt hij of de boot een boot is; hij sluit niet uit dat het object niets met de woelige baren te maken heeft. Hij denkt dat het om een varkenstrog of iets van dien aard kan gaan (=de varkenstroghypothese). Ik denk echter dat Musch met beide stellingen de plank mis slaat: de huidige kennis over het object is namelijk niet in overeenstemming met zijn hypotheses.
Datering
Allereerst de datering van de boot. Musch meent dat het object dateert uit de brons- of ijzertijd. Zijn hypothese is echter in strijd met de twee C14-dateringen van de boot: 8270 ± 275 BP en 8825 ± 100 BP (Beuker & Niekus 1997, p. 11). Deze ouderdomsbepalingen vallen beide in het mesolithicum en zijn dus aanzienlijk vroeger dan de door Musch voorgestelde brons- of ijzertijd.

Er schuilt wel een addertje onder het gras. Jaap Beuker van het Drents Museum vertelde mij dat de C14-dateringen afkomstig zijn van één stukje hout. Hij voegde daar terecht aan toe dat voor het beste wetenschappelijke resultaat ook monsters van andere delen van de boot een koolstofdatering zouden moeten ondergaan. Maar afgezien van deze kanttekening is er op dit moment geen reden om te twijfelen aan een mesolithische datering van de boot.

Niet alleen deze onderzoeksgegevens geven aan dat Musch' bronstijd-hypothese verworpen moet worden. De argumenten die hij aanhaalt ter ondersteuning van deze hypothese zijn of achterhaalt door nieuwe onderzoeksgegevens of niet relevant. Rodenburg tekent uit de mond van Musch bijvoorbeeld het volgende op:

'De bewering dat de dennenstam bekapt is met een vuursteenbijl is volledig een gok', stelt hij. 'Pas rond 5000 v.c. zou de mens hier met afslagbijltjes begonnen zijn, net voor de overgang tot geslepene. Dat dogma stond lang tegenover de datum van de 'boot', maar alternatieven werden niet gezocht of toegelaten'.

Het laatste nieuws is echter, dat bijltjes als door Musch genoemd, al veel vroeger voorkomen dan hij stelt (Niekus e.a. 1997). Door dit vroege voorkomen is dat wat Musch een dogma noemt, niet in strijd met de mesolithische dateringen van de boomstam: de boot kan dus heel goed bekapt zijn met een afslagbijl; iets wat Beuker en Niekus (1997, p. 9-10) ook al aangaven. (Zie afb. 1 voor een voorbeeld van zo'n vroegmesolithisch bijltje).
 
Afb. 1
Een vroegmesolithische afslagbijl uit Lageland (Gr.). Verkoolde hazelnootdoppen van deze vindplaats leverde een C14-datering op die vergelijkbaar is met die van de boot van Pesse (Niekus e.a. 1997).
tekening: M. Niekus & J.M. Smit (vakgroep Archeologie, RUG)
De boothypothese: kant nog wal?
Dan resteert de vraag of de boot een boot is. Met andere woorden, welke hypothese is het meest aannemelijk: de boothypothese, de grafkisthypothese of de varkenstroghypothese? Varkenstroggen of paardendrinkbakken zijn zover ik weet van geen enkele Europese mesolithische of oudere vindplaats bekend. En dat geldt ook voor bloembakken en badkuipen. Om deze varkenstroghypothese overeind te houden rept Musch over 'vraatsporen' aan de randen van het object. Dit kan echter geen argument zijn: het is namelijk niet onderzocht of het vraatsporen zijn. En stel dat het vraatsporen zijn, dan zegt dat nog niet dat het bijvoorbeeld een varkenstrog is of een bak om dorstige rossen te laven.

En dan de grafkisthypothese. Musch spreekt over een grafkist zoals die bekend zijn uit de bronstijd. Maar zoals gezegd geven de C14-dateringen aan dat het object aanzienlijk ouder is en uit het mesolithicum dateert. Uit het mesolithicum van ons land zijn echter geen vergelijkbare bewerkte boomstammen bekend die als grafkist hebben gediend. Ik meen mij te herinneren dat uit bijvoorbeeld Frankrijk wel mesolithische boomstamgrafkisten zijn aangetroffen. Op zich is er dus zeker aanleiding om te onderzoeken of deze hypothese van toepassing is op de boomstam van Pesse. Als dit het geval is, zegt dat overigens niet dat wij het 'boot-idee' geheel moeten laten varen: er zijn namelijk voorbeelden waarbij een boot later als graf is gebruikt. Deze voorbeelden dateren echter niet uit het mesolithicum, maar uit veel latere perioden. Hoewel er dus (nog) weinig fundament is voor deze boot-grafhypothese, kan rekening houden met deze mogelijkheid geen kwaad.

En dan: mogen we de boot een boot noemen? Eerst maar eens kijken wat de waarde is van de argumenten die Musch aanvoert tègen de boothypothese.

1. Musch stelt dat de houtssoort van de boomstam, dennenhout, ongeschikt is als grondstof voor een bruikbare boot.

2. Hij vindt dat de bekapte boomstam een lompe vormgeving heeft en niet-optimaal afgewerkt is.

3. Daarnaast zegt Musch dat steentijd-boten die gegraveerd zijn op dolmen in Portugal en Bretagne niet lijken op de boot van Pesse.

Ad. 1
Het is onjuist dat dennenhout ongeschikt is als materiaal om een boot te bouwen: de tot nu toe bekende vroeg-mesolithische boomstamkano's (uit Noord-Frankrijk en mogelijk een Deens exemplaar) zijn uitsluitend gemaakt van dennenhout. In het laat-mesolithicum komen andere houtsoorten in zwang voor de botenbouw: els, linde en populier (Lanting & Brindley 1996).

Ad. 2
De boomstam van Pesse wijkt qua vormgeving inderdaad af van de gemiddelde boomstamkano. Maar daar mag niet de conclusie uit volgen dat het geen boot is. Rekening dient namelijk gehouden te worden met enkele mogelijke verklaringen voor de afwijkende vorm; verschillende hypotheses zullen op hun waarde beproefd moeten worden. Zonder compleet te zijn noem ik één hypothese die verder onderzoek vraagt. Uit de etnografie kennen we 'gelegenheidswerktuigen' (zgn. situational gear; zie Binford 1979, p. 264-266): de prehistorische maker had snel een drijvend object nodig en besteedde daaraan niet de aandacht die idealiter aan een boot besteed werd. Maar dit is slechts één van de vele hypotheses waarvan de relevantie bepaald moet worden.

Ad. 3
Voor de derde opmerking van Musch geldt dat de afwijkende vormgeving van de stam van Pesse, wanneer vergeleken met dolmengravures, niet tot de slotsom mag leiden dat de stam geen boot is. Net zomin als de afwijkende kenmerken van het omstreden deel van de Vermaning-artefacten, niet zonder onderzoek van alle alternatieve hypotheses, naar het rijk der falsificaties verwezen mogen worden. Het kan immers zo zijn dat de archeologische kennis nog onvoldoende is om de ware aard van de boomstam - maar ook van de Vermaning-artefacten - op de juiste waarde te kunnen schatten. Ook kun je je afvragen of je de artistieke impressies aangebracht op de buitenlandse steenmonumenten goed kunt vergelijken met de vormgeving van het Pesse-object. Bovendien zijn de voorbeelden die Musch noemt uit het neolithicum (nieuwe steentijd), terwijl de boot van Pesse uit het mesolithicum stamt en dus aanmerkelijk ouder is. Moraal van dit verhaal: eerst moet aangetoond worden dat het verantwoord is om de boot van Pesse te vergelijken met nautische tafereeltjes op megalithische monumenten. En dat is niet gebeurd. Tot dan toe heeft het geen enkele zin om zo'n buitenlands 'argumentatie-uitstapje' te maken.

Nee, de boothypothese is zo gek nog niet. Als wij kijken wat de huidige kennis is over Europese mesolithische en vroegneolithische boomstamkano's is, dan blijkt dat het Pesse-object daar (voorlopig) zonder onoverkomelijke problemen in past: ook alle andere kano's zijn uitgeholde boomstammen en dennenhout is een normale grondstof voor dit soort mesolithische vaartuigen. En ook al wijkt de vormgeving van de boot van Pesse af van de 'gemiddelde' boomstamkano', dan wil dat nog niet zeggen dat de boothypothese in de vuilnisbak thuishoort. Het kan immers heel goed dat de kennis over mesolithische kano's nog te kort schiet om de betekenis van deze afwijking op de juiste waarde te schatten. Onderzoek, zoals experimenten met een nieuwvervaardigde boot van Pesse, kan deze kennis vergroten en meer duidelijkheid verschaffen over de aard van het Pesse-artefact.

Conclusie
Musch' argumenten tegen de boothypothese snijden volgens mij geen hout. Ik zie voorts geen enkel aanknopingspunt dat pleit voor zijn varkenstroghypothese. Ik denk dat de boothypothese en de grafkisthypothese op dit moment de meest waarschijnlijke zijn; voor alle duidelijkheid in beide gevallen gepaard gaand met een mesolithische datering. Maar meer onderzoek is zeker gewenst. Het is dan ook zeer toe te juichen dat het Drents Museum 'vaarexperimenten' gaat uitvoeren met de Pesse II. Ik wens haar een behouden vaart...

Literatuur
Beuker, J.R. & M.J.L.Th. Niekus. 1997. De kano van Pesse - de bijl erin. Nieuwe Drentse Volksalmanak 1997, p. 8(122)-11(125).
Binford, L.R., 1979. Organization and formation processes: looking at curated technologies. Journal of Anthropological Research 3, vol. 35, p. 255-274.
Lanting, J.N. & A.L Brindley, 1996. Dateringen voor oorsprong en verspreiding van Europese boomstamkano's. Paleo-Aktueel 8.
Niekus, M.J.L.Th, J.P. de Roever & J.L. Smit, 1997. Een vroeg-mesolithische nederzetting met tranchetbijlen bij Lageland (Gr.). Paleo-Aktueel 8, p. 28-32.

 

 

 



Wilt u een printversie van dit artikel down-loaden? Klik dan met de rechter muisknop op 'printversie' en selecteer vervolgens 'doel opslaan als'. Om een pdf-bestand te openen moet acrobat reader 4.0 of hoger op uw computer geïnstalleerd zijn.

r t i k e l