In @rcheoforum 1 bespraken wij diverse
strijdigheden die
voortvloeien uit de hyalietglas-theorie van APAN-auteur Govert
van Noort. Door deze lacunes in Van Noort argumentatie, is er
wat ons betreft geen reden om deze theorie te aanvaarden.
Zeker omdat er meer strijdigheden zijn dan we in @rcheoforum 1 aangaven.
We beschrijven één van deze nieuwe anomalieën.
Hoogersmilde nr. 2 en nr. 76
APAN-erelid Wouters meent dat de bewerkte delen van drie
van Hoogersmilde-Vermaning-artefacten bedekt zijn met
windlak (Archeologische Berichten 1980; J'accuse 1999). Dit
zijn de stenen met reg. no. 1, 2, en 8. Als we Van Noorts
theorie zouden volgen, dan betekent dit dat deze artefacten
van voor Saalien III moeten dateren, terwijl het overige deel
van Hoogersmilde-collectie - die immers niet aangetast zijn
door windlak - na Saalien III achtergelaten moet zijn. Dit zou betekenen
dat Hoogersmilde artefacten uit twee perioden
herbergt.
Artefact nr. 2 is volgens Wouters dus een glimmer (zie Afb. 1). In
de collectie Hoogersmilde bevindt zich echter een artefact dat volgens
Van der Waals en Waterbolk (Palaeohistoria XV, 1973) mogelijk vervaardigd
is uit dezelfde vuursteenknol waaruit nr. 2 gemaakt is. Dit artefact
nr. 76 (zie Afb. 2) laat echter geen windlak op de artificiële
delen zien. Als beide
artefacten inderdaad van dezelfde vuursteenknol zijn gemaakt - en daar
lijkt het wel op - dan betekent dit een resultaat dat strijdig is met
Van Noorts theorie. Voorlopig geeft ook deze anomalie aan dat twijfel
over de waarde van de hyalietglas-theorie op zo'n plaats is.
Opmerkingswaardig is voorts dat nr. 2 en nr. 76 beide de
bijzondere oppervlaktekenmerken vertonen die alle Hoogersmilde-artefacten,
wij noemen deze sporen Hooger-
smilde-verschijnselen of kortweg H-verschijnselen: de
bijzondere krassenbundels, sterke ribafrondingen en een
glans die ontbreekt in dieper gelegen delen, zoals in dalen
en holtes. Deze sporen zijn tot nu toe op andere paleolithen dan die
van Vermaning niet waargenomen, ook niet op glimmers. Met de huidige
stand van kennis is het daarom het waarschijnlijkst, dat ook nr. 2 jonger
is dan Saalien III - als het geen vervalst artefact is natuurlijk!
Dit zou betekenen dat windlak niet alleen tussen 150.000
- 130.000 jr. geleden ontstaan kan zijn, maar ook daarna.
Gevolg is dat we theoretisch op de bewerkte delen van alle
of een deel van de Hoogersmilde-artefacten windlak
kunnen verwachten. Of er moeten op de vindplaats
Hoogersmilde bijzondere verweringsprocessen een rol
gespeeld hebben die (door de APAN) nog niet beschreven
zijn. Onze voorlopige conclusie is in ieder geval dat de
Hoogersmilde-artefacten nr. 2 en 76, naast de al eerder
door ons in @rcheoforum 1 beschreven anomalieën, niet te
rijmen zijn met van Noorts theorie. Of de determinatie van
Wouters moet natuurlijk onjuist zijn: artefact nr. 2 is dan
niet bedekt met windlak. We zijn benieuwd welke
verklaring Van Noort heeft voor genoemde discrepantie.
publicatiedatum: 8
mei 2001
Afbeeldingen uit: Van der Waals, J.D.
& H.T. Waterbolk,
The Middle Plaeolithic finds from Hogersmilde.
Palaeohistoria XV, 1973
|