Basse

3 december 2007


EEN MIDDENPALEOLITHISCHE SCHAAF UIT HOOGEVEEN (DR.)

Frans de Vries, Marten Postma & Bernard Versloot
s u p p l e m e n t
printversie (1333k)
colofon
Een 82-jarige Hoogevener toog op 21 augustus 2005 naar de Archeologiedag in Borger met een steen waar hij het fijne van wilde weten. Hij had het vermoeden dat het ging om een prehistorisch stenen werktuig. Dit werd meteen bevestigd door een delegatie van de Drents Prehistorische Vereniging (DPV). DPV-bestuursleden Bernard Versloot en Jan van Rijn hadden weinig twijfel en determineerden het stuk vuursteen inderdaad als zodanig. Alles wijst erop dat het gaat om een forse middenpaleolithische schaaf, gemaakt door Neandertalers ergens in de periode van 140.000-30.000 jaar geleden.  
De schaaf uit Hoogeveen

Afb. 1
Boven: twee aanzichten van de middenpaleolithische schaaf uit Hoogeveen. De schaaf is gemaakt op een natuurlijk splijtstuk en niet op een afslag, zoals meestal het geval is. Onder: de achterkant en een zijaanzicht van de schaaf. Deze zijde is sterk gewindlakt en vertoont diverse vorstscheuren.
Foto’s : Archeoforum, Frans de Vries
grotere afbeelding

Vondstomstandigheden
De vinder die, vanwege zijn hoge leeftijd, liever geen commotie wil en daarom in dit geval even als anonymus door het leven wenst te gaan, kon de vondstomstandigheden precies weergeven: ‘Ik vond dit object even ten zuiden van Hoogeveen. Het lag bovenop een grote bult stenen die zich in een sloot bevond. Ik heb sterk de indruk dat het artefact afkomstig is van de belendende akker. Op deze akker is een keizandopduiking aanwezig met daaromheen een veenpakket. Op de akker en ook in de stenenbult liggen allerlei stenen die de dezelfde sterke verwering hebben als mijn schaaf.’
Landschapsfoto vindplaats
Afb. 2
Tekening van de schaaf van Hoogeveen.
Tekening : Bernard Versloot
grotere afbeelding
Beschrijving
De schaaf is gemaakt op een vrij groot vorstsplijtstuk, ook wel potlid genoemd, met aan een zijde een groot cortexvlak. Hoewel schaven meestal op afslagen zijn gemaakt, is het gebruik van vorstplijtstukken voor werktuigen in Noord-Nederland niet ongewoon. Het vuursteen in Noord-Nederland is door het ijstransport en sterke verwering in de periode daarna, vaak van matige kwaliteit waardoor de Neanderthaler slechts sporadisch gebruik kon maken van grote Levallois-kernen om forse afslagen te maken. De steensoort is bryozoënvuursteen, kenmerkend voor vuursteen met een noordelijke herkomst en is hier terecht gekomen door ijstransport tijdens het Saalien.

De schaaf heeft een gewicht van 114 gram, een lengte van 83 mm, een breedte van 76 mm en een dikte van 10 mm. Aan de rechterkant is over de gehele lengte met behulp van zogenaamde scalaire retouche een brede schaafrand aangebacht; de schaafhoek is 40-50 graden. Deze schubachtige retouche doet sterk denken aan de middenpaleolithische schaven die onder meer bekend zijn van de Franse vindplaats La Quina (Mellars 1996). Dit type retouche komt echter ook voor bij meer noordelijk gelegen vindplaatsen zoals Salzgitter-Lebenstedt in Duitsland (Bosinski 1967, Tode 1982).

De vrij intens glanzende windlak op de retouche gaat gepaard met enige putterigheid en een gelijkmatige afronding van de ribben. Tevens vertoont de schaafrand kryoturbatie-retouche.

De onderzijde met het vorstplijtvlak is opvallend sterker verweerd dan de retouche op de schaafrand. Zo zijn daar een sterker ontwikkelde windlak en meer drukkegels en krassen te zien. Op de onderzijde zijn ook enkele vorstscheuren zichtbaar. Op de bewerkte vlakken is bruine patina aanwezig. Dit is goed vast te stellen aan de hand van enkele recente beschadigingen die laten zien dat de originele vuursteen grijs van kleur is. De verwering van de schaaf past in het beeld van de meeste middenpaleolithische artefacten afkomstig van het Fries-Drentse keileemplateau.
 
Landschapsfoto vindplaats
Afb. 3
Een detailopname van de geretoucheerde schaafrand. De glans en de putjes in het oppervlak zijn goed te zien. De scheur in het oppervlak hangt samen met een randbeschadiging en is geen vorstscheur.
Foto : Frans de Vries
grotere afbeelding
Datering
De ouderdom van de schaaf is slechts bij benadering te geven. Op grond van het patroon van de aanwezige secundaire oppervlakteverschijnselen, zoals windlak ensterk afgeronde ribben, in combinatie met de keizandcontext, kan dit artefact geplaatst worden in het Midden-Paleolithicum. Net zoals bij vergelijkbare middenpaleolithen afkomstig van het Fries-Drentse keileemplateau te verwachten is, dateert deze schaaf waarschijnlijk van na de Saalien-ijsbedekking. De ondergrens van de datering is dan het Boven-Pleniglaciaal (Weichselien). Dat betekent dat de schaaf tussen 140.000 en 30.000 jaar geleden is achtergelaten (Stapert 1976b; Postma & De Vries 2003).

Omdat de schaaf op een vorstsplijtstuk gemaakt is en qua vormgeving typologisch niet eenduidig in te delen is, geeft dit geen houvast voor een exactere ouderdomsbepaling dan de genoemde grote tijdspanne. De bewerking en het grote formaat van de schaaf passen wel prima binnen het spectrum van middenpaleolithische schaven zoals, bijvoorbeeld aangetroffen binnen het Moustérien.
 
Literatuur
Bordes, F., 1961. Typologie du paleolithique ancien et moyen. Centre National de la Recherche Scientifique, Paris.

Bosinski, G., 1963. Eine mittelpaläolithische formengruppe und das problem ihrer geochronologischen einordnung. Eiszeitalter und gegenwart 14, Oehringen, p. 124-140.

Bosinski, G., 1967. Die mittelpaläolithischen Funde im westlichen Mitteleuropa. Fundamenta A4. Köln-Graz.

Mellars, P. A., 1996. The Neanderthal Legacy. Princeton UniversityPress.

Postma, M., en F. de Vries., 2003. Een middenpaleolithische schaaf uit Borger (Dr.). Archeoforum. naar artikel

Stapert, D., 1976a. Some natural surface modifications on flint in the Netherlands. Palaeohistoria 18, p. 7-41.

Stapert, D., 1976b. Middle Palaeolithic finds from the northern Netherlands. Palaeohistoria 18, p. 43-72.

Tode, A., 1982. Der Altsteinzeitliche Fundplatz Salzgitter- Lebenstedt. Teil 1. Keulen/Wenen.

 

 

 



o n d s t b e s c h r i j v i n g