19 april 2004
een interview met Jan Hagens
OP NAAR DE VOLGENDE 100 VINDPLAATSEN!
door Jan Dirk Hoekstra & Frans de Vries
s u p p l e m e n t

printversie (641k)
colofon
Jan Hagens (1938) uit het Friese Surhuisterveen is in de herfst niet meer binnen te houden. Het zoekseizoen breekt dan voor hem aan. Terwijl anderen liever bij de kachel zitten, trekt Jan er op uit, door weer en wind, op zoek naar steentijdartefacten. Doel: op naar de volgende 100 steentijdvindplaatsen. Jan Hagens, nu gepensioneerd en in zijn werkzame leven directeur van een basisschool, vindt dat sommige vakarcheologen in het verleden te weinig oog hebben gehad voor de belangen en wensen van amateur-archeologen en was daardoor danig teleurgesteld. Maar hij put nieuwe hoop uit de interesse die de laatste tijd voor zijn collectie bestaat. In samenwerking met RAAP Noord-Nederland brengen de interviewers de grote steentijdcollectie van Jan Hagens – bestaand uit meer dan 100 vindplaatsen – in kaart. Duidelijk is dat Jans collectie een belangrijke aanvulling is, onder meer omdat een groot deel van zijn vondsten afkomstig is uit Zuidoost-Fryslân: een gebied waar steentijdvindplaatsen (nog) dun gezaaid zijn. Ondanks het belang van zijn vondsten is Jan vele jaren in de luwte gebleven van de Friese steentijd-archeologie. Een interview is een mooi middel om Jan Hagens en zijn verdiensten voor het voetlicht te brengen.
Jan Hagens
Afb. 1
Zomer 2003 - Jan Hagens bekijkt een kernstuk afkomstig van een steentijdvindplaats nabij Friese Palen (Frl.)
foto: Frans de Vries
grotere afbeelding
1. Hoe ben je in archeologie geďnteresseerd geraakt?
In de eerste plaats door amateur-archeoloog Piet Houtsma. Houtsma was een van mijn leraren op de ulo in het Friese Waskemeer. Wat bevoegdheden betreft was hij een veelzijdig man. Zo gaf hij les in Frans, Duits, Engels, biologie, tekenen en muziek; vakken die toevallig ook mijn interesse hadden. In zijn vrije tijd was hij behalve amateur-archeoloog, een verwoed jager. Ook deze laatste twee aspecten spraken mij erg aan. Op archeologisch terrein verwierf Houtsma in de loop der jaren een zekere reputatie. In dit verband valt te denken aan verschillende door hem verrichte opgravingen van laatpaleolithische vindplaatsen, waaronder een kampement van de Creswellcultuur te Siegerswoude. Met hem ging ik, vergezeld van twee vrienden, begin vijftiger jaren de heide van Duurswoude op om aan een opgraving van een mesolithische vindplaats deel te nemen. Een kerktoren en hoge bomen dienden toen als oriëntatiepunten om de afgedekte vindplaatsen terug te vinden. De opgraving stond onder supervisie van de bekende archeoloog dr. Assien Bohmers, die ons af en toe met een bezoekje ter plekke vereerde.
 
Jan Hagens bij Duurswoude

Afb. 2
Jan Hagens (links) en twee vrienden tijdens de opgraving in Duurswoude (Frl.). De foto is uit 1952.
foto: archief Jan Hagens
grotere afbeelding

Zo raakte ik al jong vertrouwd met begrippen als ‘podsolbodems, ‘haardvuren’ en ‘Mesolithicum’. Bij dit laatste begrip noemden de hooggeleerde heren het toen voor mij duizelingwekkende getal van 7000 voor Christus! Afslagen en houtskool van de Duurswoudeopgravingen moet ik nog ergens in huis hebben. Intussen is Houtsma 88 jaar en is hij nog regelmatig in het veld te vinden. Met zijn spiegelreflexcamera maakt hij dan ondermeer foto’s van paddestoelen of geeft hij een zeldzame vogelwaarneming door. Enige jaren terug ben ik bij hem op bezoek geweest en hebben we samen een gedeelte van mijn collectie artefacten bestudeerd. Voor deze gelegenheid toverde hij zijn vergelijkingscollectie uit de mij zo bekende ladekast tevoorschijn. Al met al was het na zoveel jaren een hartverwarmend weerzien!

Intussen is Houtsma 88 jaar, en nog regelmatig in het veld te vinden. Met zijn spiegelreflexcamera maakt hij dan o.a. foto's van paddestoelen of geeft hij een zeldzame vogelwaarneming door. Enige jaren terug ben ik bij hem op bezoek geweestgeweest en hebben we samen een gedeelte van mijn collectie artefacten bestudeerd. Voor deze gelegenheid toverde hij zijn vergelijkingscollectie uit de mij zo bekende ladekast tevoorschijn. Al met al was het na zoveel jaren een hartverwarmend weerzien!

2. Je hebt net als Houtsma in het onderwijs gewerkt. Heb ook jij je interesse in archeologie op je leerlingen over kunnen brengen?
Wat ik wel weet is dat verschillende leerlingen nog altijd afslagen bewaren die ik voor hen meenam uit Denemarken. Van één van de leerlingen vermoed ik dat diens interesse voor archeologie wat meer gestalte heeft gekregen: Hans van Gosliga, de vinder van de vuistbijl van Elahuizen (afb. 3). Mijn zoons heb ik ook als leerlingen in de klas gehad. Of het door de genen komt of door de lessen, wie zal het zeggen! Maar ook zij zijn geďnteresseerd in archeologie. Zelfs mijn oudste kleindochter Catrina sneupt met mij nog wel eens een vindplaats af.
 
Vuistbijl van Elahuizen

Afb. 3
De vuistbijl van Elahuizen (Frl.) is gevonden door Hans van Gosliga, een oud-leerling van Jan Hagens.
foto: D. Stapert/F.W.E. Colly (Helinium XXVI, 1986)
grotere afbeelding

3. Welke andere hobby’s en interesses heb je?
Om te beginnen geologie, fossielen en mineralen. Daarnaast schilderen, botanie, vogels waarnemen, geschiedenis en ten slotte tuinieren. Veel natuurliefhebberijen dus!

4. Wat is je zoekgebied?
Mijn zoekgebied ligt in het zuidoosten van Fryslân en net even over de provinciegrens in Groningen. Mijn belangrijkste vindplaatsen liggen in de omgeving van Ureterp, Bakkeveen, Oostermeer, Marum, Opende, Surhuizum en Oosterwolde. Allemaal plaatsen die redelijk in de buurt van mijn woonplaats, Surhuisterveen, liggen.
 
Afb. 4
Eén van de vele tekeningen die Jan Hagens gemaakt heeft om de locatie van zijn vindplaatsen aan te geven.

De locatie van de vindplaats is uit de originele tekening verwijderd.
5. Beperkt jouw zoekterritoor zich tot je woongebied?
Nee, ik vind het fantastisch om af en toe in de omgeving van het Zuidlimburgse Rijckholt en St. Geertruid te zoeken. Verder is Denemarken een geliefd oord. Natuurlijk passen in dit rijtje ook het Franse Le Grand Pressigny en de Dordogne. Gelukkig deelt mijn vrouw mijn interesse en verrast ze mij op onze archeologische vakantie-zwerftochten af en toe met een interessante vondst.

6. Heb je een bepaalde tactiek bij het speuren naar nieuwe vindplaatsten?
Vaak maak ik een studie van het te verkennen gebied aan de hand van geologische en topografische kaarten. Oude stroomdalen zijn daarbij mijn favoriete doelgebieden.

7. Het is ons opgevallen dat je de vondsten en vindplaatsen prima administreert? Zit dat in je bloed, die accuratesse? Of heb je een goed voorbeeld gehad?
Het is de aard van het beestje. Een niet-gedocumenteerde vondst heeft voor mij weinig waarde. Een voorbeeld in dezen heb ik niet zozeer gehad. Wel was ik als dertienjarige destijds gefascineerd door de collectie artefacten van Houtsma die hij keurig in een ladenkast bewaarde.

8. Het herkennen van artefacten is - zeker als je begint - niet eenvoudig. Hoe heb jij die kennis vergaard?
Vrijwel uitsluitend door zelfstudie. Af en toe kwam ik wel eens in aanraking met (vak-)archeologen die mij weer wat verder op weg hielpen. In dit verband wil ik in het bijzonder Jaap Beuker van het Drents Museum noemen.
 

Afb. 5
Een neolithisch bijltje uit de collectie van Jan Hagens. Jan vond het werktuig nabij het Friese Suameer (lengte is 76 mm).
foto’s: Frans de Vries
grotere afbeelding

9. Je bent op een gegeven moment teleurgesteld geraakt in enkele vakarcheologen die geďnteresseerd waren in je steentijdvondsten. Wat miste je in hun houding?
Vooral het zich niet houden aan afspraken. Bijvoorbeeld het niet nakomen van de belofte dat ik deel mocht nemen aan een opgraving van een door mij gemelde vindplaats. Verder het gebrek aan interesse in gemelde vondsten, waardoor ik me niet serieus genomen voel. Wat ik vaak aantrof was een afstandelijke, hautaine houding tegenover het zoveelste zich belangrijk voelende amateurtje. De goeden niet te na gesproken, natuurlijk!

10. Wat vind je ervan dat jouw vindplaatsen nu in kaart gebracht worden?
Een goede zaak. Het zou jammer zijn als al mijn vindplaatsen weer in de vergetelheid raken of vernield worden door agrarische activiteiten en dergelijke. Bovendien geeft het een zekere voldoening als amateurarcheoloog letterlijk een steentje bij te dragen aan de cultuurgeschiedenis van je eigen woonomgeving. woonomgeving. In de loop der jaren probeer je bij de gevonden artefacten de bijbehorende cultuurperiode vast te stellen. Het geeft je een goed gevoel als bij het in kaart brengen van de vindplaatsen blijkt dat je constatering juist bleek te zijn.

11. Welke vindplaatsen uit je collectie vind je het interessantst? En waarom?
Een laatpaleolithische/vroegmesolithische vindplaats uit Zuidoost-Fryslân: een site zonder vermenging met artefacten uit andere steentijdperioden. Wellicht hebben we hier te maken met een primaire bewerkingslocatie: een plek waar vuursteen verzameld en op kwaliteit getest is. Ook de eerste bewerkingen van vuursteenknollen lijkt hier plaatsgevonden te hebben. Een opgraving zou hierover meer uitsluitsel kunnen geven.

Verder een vindplaats die wel eens tot de Ahrensburgcultuur kan behoren - vrij uniek voor deze contreien. Deze vindplaats heb ik eind jaren tachtig ontdekt en wordt nader onderzocht; misschien is publicatie in Archeoforum een idee.
 
Dubbele krombeksteker uit omgeving Marum

Afb. 6
Een dubbele krombeksteker uit de omgeving van Marum (Gr.). Dit zeldzame werktuig is kenmerkend voor de laatpaleolithische rendierjagers van de Hamburgcultuur. Ook aan de onderkant heeft een ‘krombekpunt’ gezeten; deze is er oudtijds afgebroken (collectie: Jan Hagens; lengte 55 mm).
Foto : Frans de Vries
grotere afbeelding

12. Welke steentijdperiode heeft je grootste belangstelling? En waarom?
Het Paleolithicum. Mijn interesse in steentijdculturen vermindert naarmate ze jonger zijn. Het zal te maken hebben met mijn interesse in de wordingsgeschiedenis van de mens. Een van de meest intrigerende culturen vind ik wel de Ahrensburgcultuur, met een ouderdom van omstreeks 11.000 jr. Wat was b.v. de oorzaak van de plotselinge temperatuurdaling in die periode? Onlangs raakte ik geboeid door een t.v.-programma over de temperatuurdaling die omstreeks die tijd plaats gehad moet hebben. De warme golfstroom richting Groenland bleek in die tijd tot stilstand te zijn gekomen. Het een en ander was veroorzaakt door gigantische hoeveelheden smeltwater die van het Canadese vasteland in de Noordelijke IJszee waren gestroomd. Hierdoor steeg de watertemperatuur met als gevolg dat de Warme Golfstroom richting Groenland stil was komen te liggen. Dit had tot gevolg dat grote delen van het noordelijke halfrond sterk afkoelden. Een nieuwe ijstijd leek aangebroken. Dit verhaal paste volgens mij precies in het plaatje van de tijd der Ahrensburgcultuur. Staat ons, zo filosofeerde ik, iets dergelijks te wachten door de huidige opwarming van de aarde, waardoor het poolijs verdwijnt en de “grote pomp” stil dreigt komen te staan?

13. Wat staat nog op je vondsten-verlanglijstje?

Het ultieme zou een vuistbijl zijn. Of hoger gegrepen een kampement uit het Midden-Paleolithicum, uit de tijd van de Neandertaler dus.

14. Je hebt een eigen website. Waarom heb je deze samengesteld? En wat vinden mensen op deze website?
Voor mijn kinderen had ik al mijn vindplaatsen met de bijbehorende context en verhalen aan het papier toevertrouwd, zodat zij later niet zouden zeggen: ‘Wat moeten we toch met die grindverzameling?’. Het was een idee van mijn oudste zoon om het boekwerkje op internet te zetten. Misschien, zo redeneerde hij, is het wel aardig om je interesse via internet met anderen te delen. En zo geschiedde. Intussen hebben een paar honderd mensen de site - http://home.wanadoo.nl/lhagens/archeo/ - bezocht. Het boek is ook op cd te bestellen.

 
Interviews op Archeoforum
  Een interview met Piet Houtsma 
  Een interview met Jonny Offerman 
  Een interview met Jan Hagens 
  Een interview met Johan ten Hoopen 

  

 

 

 



n t e r v i e w