9 september 2005


EEN NEOLITHISCHE BIJL UIT EASTERMAR (FRL.)
MET
BIJZONDERE BEKRASSING

Klaas R. Henstra

s u p p l e m e n t
printversie (435k)
colofon
In de Friese gemeente Tytsjerksteradiel zijn tot nu toe 19 neolithische geslepen bijlen gevonden. Daarnaast zijn er nog eens 15 bijlfragmenten aan het licht gekomen (Henstra 1997a). Onlangs dook de twintigste complete bijl op. Het gaat om een zogenaamde Fels-Ovalbeile, een type dat slechts één keer eerder in Tytsjerksteradiel is aangetroffen. Jelle Weening uit Drachten vond deze bijl in november 2004 nabij Eastermar. Hij heeft de bijl geschonken aan Streekmuseum/Volkssterrenwacht Burgum. Opvallend is dat de bijl overdekt is met grove krassen die mogelijk door prehistorische mensenhanden aangebracht zijn.  

Afb. 1
Kant 1, 2, 3 en 4 van de geslepen bijl afkomstig van het Wytfean in Eastermar. Vooral kant 1 vertoont diverse groeven die oudtijds zijn ontstaan. Enkele lichtgekleurde krassen zijn waarschijnlijk van (veel) recentere datum. Opvallend is dat de oude groeven een X-patroon laten zien en dat ze zich concentreren rond het midden van de bijl.
Foto’s: Archeoforum, Frans de Vries
grotere afbeelding

Vindplaats
Jelle Weening vond de bijl op het Wytfean, nabij Eastermar. Nader onderzoek op de site heeft niet geleid tot meer steentijdvondsten. Het blijft evenwel mogelijk, dat andere amateur-archeologen meer vondsten ter plekke hebben gedaan die nog niet gemeld zijn.

Op enige afstand van de vindplaats zijn eerder wel vondsten gedaan. Het betreft hier onder meer een laat-neolithische hamerbijl (Afb. 2). J.T. van der Meulen, die destijds boerde op het Wytfean, vond deze bijl in augustus 1988 (Henstra 1997b). Deze 12 cm lange hamerbijl is vervaardigd van lydiet (ST1990-VI-01). De vindplaats ligt op een afstand van circa 150 meter van die van de gegroefde bijl.
Afb. 2
Een laat-neolithische hamerbijl vervaardigd van de gesteentesoort lydiet. De vindplaats van deze bijl ligt op ongeveer 150 meter van die van de gegroefde bijl.
Foto's: Archeoforum, Frans de Vries
Vondstbeschrijving
De bijl behoort tot het type Fels-Ovalbeile. Het Duitse woord ‘Fels’ (rots) geeft aan dat de bijl niet vervaardigd is van vuursteen, maar van een andere zwerfsteensoort. In dit geval is dat de steensoort diabaas (determinatie Jan Faber, Gytsjerk). Van alle 20 tot nu toe in Tytsjersteradiel gevonden bijlen, zijn er 14 vervaardigd van vuursteen en slechts 6 van andere zwerfsteensoorten. De lengte van de bijl bedraagt 10,9 cm; de breedte 5,9 cm en de snedebreedte is 4,9 cm. De bijl is bewerkt door pecking (kloppen). Vooral rechtsboven op kant 1 is dat goed te zien.

De bijl toont op kant 1 diepe groeven (Afb. 1), terwijl de andere kant aanmerkelijk minder gegroefd is. De bodems van nagenoeg al deze sporen hebben dezelfde verweringsgraad als de rest van het bijloppervlak, wat er op wijst dat deze krassen oud zijn. Een enkele kras heeft een witte kleur en is duidelijk van recente oorsprong. Deze is mogelijk ontstaan doordat het artefact geraakt is door een landbouwwerktuig.

Opvallend is dat de groeven zich concentreren rond het midden van de bijl. Op kant 1 is een groef aanwezig die loodrecht op de lengterichting georiënteerd is en doorloopt op de rand (zie kant 2, het zijaanzicht op afb. 1). Op kant 1 zijn rond deze groef enkele X-vormige kraspatronen te zien. De meeste van deze groeven hebben een V-vormige doorsnede; ook groeven met meer platte bodems zijn aanwezig.

Datering
Deze Eastermarder bijl is zoals gezegd een Fels-Ovalbeile. Dit type bijl komt vanaf het Vroeg-Neolithicum tot het Laat-Neolithicum voor. Niet geheel uitgesloten is dat dit bijltype ook tijdens de Vroege Bronstijd nog in zwang was, hoewel daar weinig aanwijzingen voor zijn (mond. medeling Erik Drenth (ROB)). Dat betekent dat de bijl grofweg tussen de 7.000 en 4.000 jaar oud is.

Discussie
Als we de neolithische vondsten uit de gemeente Tytsjerksteradiel op een rij zetten, dan valt een toename van het aantal bijlen op. Zo is in deze gemeente slechts één vroeg-neolithische bijl gevonden en zijn uit het Midden-Neolithicum ongeveer vier bijlen bekend. Laat-neolithische bijlen zijn daarentegen veel sterker vertegenwoordigd; het totale aantal is nu tien.

Dit kan er op wijzen dat er in Tytsjerksteradiel gaandeweg sprake was van enige bevolkingsgroei gedurende het Neolithicum. Reserve is wel geboden, omdat het totaal aantal bijlen (nog) tamelijk gering is. Een bijstelling van het beeld, na toekomstige vondsten, is dan ook niet uitgesloten.

De groeven op de bijl maken de indruk intentioneel te zijn aangebracht, wellicht in de prehistorie. De aanwezigheid van de groef die loodrecht staat op de lengterichting en de clustering van de overige groeven rond het midden van de bijl, wijzen daar wellicht op. Een hypothese die zich opdringt is dat het gaat om groeven die aangebracht zijn om de schachting van de bijl te verbeteren. Andere hypotheses zijn echter zeker denkbaar. Niet geheel uitgesloten is dat de groeven eigentijdse beschadigingen zijn, ontstaan door contact met landbouwwerktuigen. We weten immers niet hoe snel beschadigingen als deze, een verweerd uiterlijk krijgen.

Als het inderdaad gaat om door de prehistorische mens aangebrachte groeven, dan is deze bijl een uitzonderlijke vondst. Bijlen met soortgelijke sporen zijn in onze streken namelijk niet eerder gevonden. Ik vraag u, lezer, of u vergelijkbare sporen op neolithische bijlen vaker gezien heeft. Wellicht levert uw informatie meer duidelijkheid op over de aard van de groeven.

Nawoord
Het artefact is tentoongesteld in Streekmuseum/Volks- sterrenwacht Burgum, Menno van Coehoornweg 9, Burgum. Telefoon: 0511-46 55 44 of 46 27 02 of 46 45 60. De bijl staat geregistreerd onder nummer (ST04-XI-23).

Literatuur
Brandt, K.H., 1967. Studien über steinerne Äxte und Beile der jüngeren Steinzeit und der Stein-Kupferzeit Nordwestdeutschlands. Münstersche Beiträge zur Vorgeschichtsforschung 2.
Drenth, E., 2005. Het Laat-Neolithicum in Nederland. In: Archeologie 11/12, De Steentijd van Nederland, p. 333-365.
Henstra, K. R., 1997a. Catalogus geslepen bijlen uit Tytsjerksteradiel. In: Archeoforum, periodiek over prehistorische archeologie, jaargang 1, nummer 1, p. 13-21.
naar artikel
Henstra, K. R., 1997b. Friese hamerbijlen, een inventarisatie.
In: Archeoforum, periodiek over prehistorische archeologie,
jaargang 1, nummer 2, p. 13-19. naar artikel
Raemaekers, D.C.M., 2005. Het Vroeg- en Midden-Neolithicum in Noord-, Midden- en West-Nederland. In: Archeologie 11/12, De Steentijd van Nederland, p. 261-282.
Schut, P., 1991. Een inventarisatie van neolithische bijlen uit Gelderland, ten noorden van de Rijn. Nederlandse Archeologische Rapporten, nr. 11. Amersfoort.
 
 
Aanvulling catalogus neolithische bijlen
uit Tytsjerksteradiel - nummer 20
 
vindplaats
Eastermar (Toponiem: Wytfean) coördinaten 202.950/576.300
 
vinder
Jelle Weening, Grasland 72, Drachten
 
eigenaar
Streekmuseum/Volkssterrenwacht Burgum
 
vondstdatum
November 2004
 
collectie
Streekmuseum/Volkssterrenwacht Burgum (ST04-XI-23)
 
type
Fels-Ovalbeile
 
gesteente
diabaas
 
maten
lengte 10,9 cm; breedte 5,9 cm; snedebreedte is 4,9 cm
 
   

 



o n d s t b e s c h r i j v i n g